De bijenwas van imkerij "de Biesbosch" is vrij van residuen van chemische varroabestrijdingsmiddelen
Index
Bijenwas
1.
Wat is bijenwas?
2.
Het ontstaan van bijenwas.
3.
Eigenschappen van bijenwas.
4.
Factoren die de bijenwas productie beïnvloeden.
5.
Zuiverheid van bijenwas.
6.
Schadelijke insecten voor bijenwas.
7.
Voorzorgsmaatregelen bij werken met bijenwas.
8.
Meer weten over bijenwas?
1.
Wat is bijenwas?
Bijenwas is het materiaal waar de honingbijen hun raten mee opbouwen. Deze raten zijn zeskantige cellen en dienen als kraamkamer en opslagruimte voor bijenvoedsel. De cellen worden desgewenst d.m.v. celdeksels door de bijen dichtgemaakt. De celdeksels van cellen waar honing in wordt opgeslagen maken de bijen luchtdicht d.m.v. puur bijenwas. De cellen waarin zich de verpopte larven bevinden hebben celdeksels, die door de bijen poreus zijn gemaakt en zodoende luchtdoorlatend zijn. In deze cellen verloopt zich de ontwikkeling van ei tot bij.
Bijen hebben de neiging om spleten en kieren dicht te kitten met een mengsel van bijenwas en propolis*
Chemisch beschouwd is bijenwas een complex geheel van organische verbindingen, bestaande uit koolstof, waterstof, zuurstof en kleine hoeveelheid stikstof. Samen zijn ze bij ons meer bekend als, verzadigde koolwaterstoffen, organische zuren, alcoholen, en een klein percentage andere stoffen w.o. pigmenten, propolis*, e.d. Eigenlijk kunnen we bijenwas nog het best omschrijven als een stof dat opgebouwd is uit, esters, gevormd uit een alcohol en een vetzuur. In bijenwas onderscheiden we enkele belangrijke esters:
·
Myricine (myricylpalmitaat)
vormt het hoofd bestanddeel, zo’n 71 tot 76% van de bijenwas. Deze witte, smaakloze stof smelt bij 72ºC en lost op in benzine.
·
Cerine
(11-12%) bestaat vooral uit cerotinezuur en lost op in kokende alcohol.
Zuivere bijenwas wordt al eeuwen door de mensen als een waardevol product beschouwd en door hen voor verschillende toepassingen gebruikt.
Heden ten dage wordt bijenwas in zuivere vorm en/of gemengd met andere (synthetische) stoffen o.a. toegepast in de industriële, religieuze, artistieke, medische, en farmaceutische sectoren. Bijenwas wordt ook vaak gebruikt om snoepjes, dropjes e.d. te glanzen. Jaarlijks importeert West-Europa duizenden tonnen bijenwas uit vrijwel alle continenten van de wereld.
*
propolis is een natuurlijke antibiotica, door de bijen uit verzamelde harsen gemaakt, zie ook “propolis info” .
2. Het ontstaan van bijenwas
3. Eigenschappen van bijenwas
Bijenwas beschikt over talrijke en unieke kwaliteiten. Tot nu toe is het onmogelijk gebleken om bijenwas met dezelfde kwaliteitseigenschappen langs synthetische weg na te maken.
De natuur biedt de mens naast bijenwas ook nog andere wassoorten, zowel van dierlijke als van plantaardige afkomst. Onder de dierlijke was, vinden we bijv. de Chinese was, die geproduceerd wordt door het mannetje van de familie van de schildluizen (Coccoidea). Een voorbeeld van een plantaardige was is de Japanse was, die geoogst wordt uit de vruchten van de Rhus succedanea. Ook verschillende Zuid – Amerikaanse tropische palmen brengen via hun bladeren was voort, de zogenaamde “Carnaubawas”.
Tegenwoordig is grootschalig gebruik voor industriële toepassing van was voornamelijk aangewezen op minerale was, afkomstig uit de extractie van steenkool of distillatie van petroleum. Dit product is meestal paraffine.
In chemisch opzicht is bijenwas een zeer stabiel product. D.w.z. dat de eigenschappen van bijenwas nauwelijks degenereren, zodat deze eeuwen behouden blijven. Daarvan getuigt o.a. de bijenwas die door de Vikingen gebruikt werd voor het dichten van hun boten en die na ontdekking door archeologen uitgebreid is onderzocht. Bijenwas weerstaat oxidatie, wordt nauwelijks door zuren aangetast en is onoplosbaar in water.
Bijenwas is goed oplosbaar in terpentijn, ether, chloroform en benzine. Koude alcohol heeft nauwelijks invloed op de was, maar het lost wel de harsstoffen (afkomstig van propolis) goed op.
Natuurkundige eigenschappen van bijenwas:
1.
Bijenwas is in koude toestand een korrelig brekende en brosse massa, maar het is sterk genoeg om enkele kilogrammen honing te dragen. Bij een temperatuur van ca. 35ºC wordt de was soepel en goed kneedbaar.
2.
Het smeltpunt van zuivere was (bijv. zegelwas*) ligt tussen de 64ºC en 65ºC. Oude raat smelt bij een iets hogere temperatuur. Het smeltpunt is beïnvloedbaar door de aanwezigheid van onzuiverheden. De harsen die in bijenwas kunnen voorkomen, doen het smeltpunt 1 tot 2ºC dalen.
3.
De dichtheid van bijenwas is ca. 0,96. Het is dus lichter dan water. De dichtheid wordt groter bij lagere temperaturen. Dit betekent dat bijenwas bij lagere temperaturen (dus ook bij stolling) zal krimpen.
4.
Was is een zeer slechte warmtegeleider, dus een goede isolator. Het isoleert veel beter dan rubber of hars.
5.
De kleur van bijenwas kan variëren van (licht) geel tot beige of bruin. De geur herinnert aan die van honing. De smaak is kruidig. Bij herhaaldelijk smelten of bleken van de was, verzwakken geur en smaak, de dichtheid zal oplopen en de was wordt brosser.
* Zegelwas, die ook wel zegeltjes was genoemd wordt, is bijenwas die afkomstig is van dekseltjes van honingraten. Alvorens honing te kunnen winnen moeten
de raten worden “ontzegeld”. De was afkomstig van het ontzegelen is doorgaans verse was en de meest zuivere en kostbare bijenwas die imkers uit bijenvolken kunnen winnen.
4. Factoren die de bijenwas productie beïnvloeden
Een complex geheel van een aantal factoren is verantwoordelijk voor de kwantiteit van de bijenwas productie. Vaak moet aan een combinatie van verschillende voorwaarden worden voldaan alvorens daadwerkelijk de wasproductie in positieve zin wordt bevordert.
M.a.w. als aan één of twee van de factoren wordt voldaan, is het allerminst vanzelf sprekend dat er van een waarneembare positieve resultaat spraken is.
Factoren die de productie van was beïnvloeden zijn:
1.
De beschikbare ruimte voor de bijen
Is er in een bijenwoning tijdens het broedseizoen raatruimte vrij, dan zullen de bijen zich zeker als het om een volwaardig bijenvolk gaat z.s.m. voor nieuwe raat zorgen. Immers, bijen hebben in het seizoen een groeiend broednest nodig om te kunnen overleven. De bijen van een zwerm, die een nieuwe woning hebben betrokken beschikken niet over raat. Het is dus geen wonder dat veel van de bijen uit een zwerm zeer actieve wasklieren hebben ontwikkeld. Imkers zijn goed op de hoogte dat de bijen van (natuur)zwermen de snelste bouwers zijn van raten. Een experiment (Orösi Pal 1956) toonde aan dat een bijenvolk met bouwruimte, 66% van de bijen wasplaatjes produceren tegen 53% van volken zonder bouwruimte.
2.
Locatie van de raatramen
De locatie is eveneens belangrijk. Naast het broednest wordt raat sneller gebouwd dan op plaatsen verder van het broednest af. Imkers die raten uit willen laten bouwen doen er dus verstandig aan om de uit te bouwen ramen naast of tussen een broednest te plaatsen. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat onderbreking van een broednest, van de bijen extra energie wordt gevergd om het broednest op temperatuur te houden. Bouw - en broedzorg -activiteiten moeten in harmonie door de bijen te verhapstukken zijn.
3.
Volksterkte
Een sterk volk kan over meer broed beschikken dan een zwakker volk. Een sterk volk bouwt normaal gesproken ook sneller. Bovendien zal zo’n volk in verhouding over meer bouwbijen beschikken en door hun sterkte kunnen zij ook beter het klimaat in de woning regelen (zie ook punt: 7, “de invloed van temperatuur”).
4.
Het aantal jonge bijen
In het broedseizoen zijn in een bijenvolk normaal gesproken broed van alle stadia aanwezig. Veel jonge bijen zullen zich voor de wasproductie inzetten. Om er achter te komen hoeveel jonge bijen zich voor de wasproductie inzetten heeft Taranov (1959) experimenten uitgevoerd. In bijenkasten van verschillende gewichten controleerde hij om de 12 dagen het gesloten broed. Zo kende hij de hoeveelheid jonge bijen. Om de 5 dagen verving hij 2 uitgebouwde kantramen (dat zijn ramen met raten aan de buitenkanten van het broednest) door lege ramen. De uitgebouwde was werd gewogen. Onderstaande tabel geeft de volgende resultaten:
Aantal jonge bijen Wasproductie in gr. Gemiddelde
wasproductie
in gr. per bij
1100 11,5 0,0141
1800 19,0 0,0105
3700 29,0 0,0078
5000 35,0 0,0070
Hieruit blijkt dat de wasproductie stijgt naarmate er meer bouwbijen zijn. M.a.w. hoe sterker het bijenvolk, hoe meer raat wordt geproduceerd. Maar in tegenstelling tot wat je zou verwachten, daalt het gemiddelde individuele wasproductie, naarmate er meer jonge bijen aanwezig zijn (zie tabel).
5.
De aanwezigheid van een koningin
De koning mag als een spil van het volk beschouwd worden. Een goed functionerende koningin scheidt voortdurend een stofje uit die men “feromoon” noemt. Dit stofje wordt door werksterbijen over het gehele volk verspreid, zodat elk individuele bij de aanwezigheid van een koningin (door imkers ook wel moer of moertje genoemd) kan vaststellen. Voldoende feromoon voorkomt o.a. dat de bijen nieuwe koninginnen willen, of dat werksters zelf eitjes leggen. De afwezigheid van een moer, maakt dat het broed zal slinken en uiteindelijk zal verdwijnen en dat er minder tot geen behoefte is aan nieuwe raat. De afwezigheid van feromoon remt de bouwdrift van de werksters.
6.
De hoeveelheid voedsel nectar (honing) en stuifmeel
Hoe meer nectar de bijen kunnen verzamelen, hoe groter hun bouwdrift zal zijn. Overigens bezitten werksterbijen die gedurende hun larven - stadium in een volk opgroeien met overvloedig stuifmeel, sterker ontwikkelde wasklieren dan werksterbijen uit volken met weinig stuifmeel of zelfs stuifmeelgebrek.
7.
De invloed van temperatuur
Bijen zijn allen in staat was uit te zweten als de temperatuur hoog genoeg is. Bij temperaturen van ca 11ºC tot 15ºC, vindt geen bouwactiviteit plaats. Tussen de 32ºC en 35ºC zullen de bouwactiviteiten maximaal zijn. Indien de temperatuur hier te ver boven komt neemt de bouwactiviteit weer af. Dit komt o.a. omdat dan meer bijen zich moeten bezighouden met de koelregulatie van de leefruimte.
8.
Andere factoren
Naast de hierboven genoemde factoren zijn er nog een aantal factoren die mogelijkerwijs de wasproductie kunnen beïnvloeden. De kwaliteit van de verzamelde stuifmeelpollen. Stuifmeel bevat n.l. de bouwstenen die nodig zijn om was te kunnen produceren. Sommige stuifmeelsoorten bevatten veel en andere weer minder stoffen die noodzakelijk zijn voor de wasproductie. Zo zal het theoretisch gesproken voor de bijen onmogelijk zijn om was te produceren, indien de bijen uitsluitend over paardebloemen stuifmeel kunnen beschikken.
De aanwezigheid van mannetjes bijen (darren) blijkt stimulerend te werken voor de wasproductie.
5.
Zuiverheid van bijenwas
Bijenwas is een relatief kostbaar goedje. Particulieren kunnen vaak maar moeilijk aan zuivere bijenwas komen. Dit komt ook, omdat al jaren de aantallen imkers in Nederland (en daar buiten) afneemt. In de bijenhouderij heeft men in het verleden menig keer getracht om zuivere bijenwas met goedkope kunstwas (paraffine) te mengen, om hiervan kunstraat te maken. De bijen weigeren echter met dit goedje raten uit te bouwen.
Hoe kan men zuivere bijenwas van vervalste was of namaakwas onderscheiden?
1.
Reuk
Echte bijenwas heeft een typische lucht. Een lucht die zich het beste laat omschrijven als eentje, die je in te verte associeert met honing.
2.
Optisch
Het breken van een blok was geeft de volgende informatie: a) zuivere bijenwas heeft een breukvlak dat niet haaks is op het oppervlak, maar enigszins schuin. De breuk van een pas gegoten bijenwasblok is dof en fijnkorrelig. Een breuk van 2 tot 3 jaar oud bijenwasblok is dof en grofkorrelig. Een glanzend breukvlak is een indicatie dat de was niet zuiver is en dat het harsen bevat. Bij het snijden van een bijenwasblok wordt altijd een glanzend snijvlak verkregen.
3.
Testen
·
Onoplosbaar onzuiverheden in de bijenwas kan aangetoond worden door een stukje was in terpentijn op te lossen. De onzuiverheden zullen na verloop van tijd bezinken.
·
Vervalsingen van zuiver bijenwas met paraffine of andere harde vetten is aan te tonen door het soortelijk gewicht (s.g.) te controleren. Men moet dan wel over een stukje echte zuivere bijenwas beschikken. In een beker met water legt men het stukje te onderzoeken was en een stukje (liefst even groot) stukje zuivere bijenwas. Men voegt hierna langzaam alcohol (s.g. 0,8) toe tot de zuivere was begint te zinken. Als het andere stukje blijft drijven, dan is het vervalst met paraffine (s.g. 0,813) of andere harde vetten.
·
De aanwezigheid van harsen in bijenwas kan aangetoond worden door was te smelten in water met een paar druppels zwavelzuur. De harsen die uit etherische oliën zijn gevormd zullen de gesmolten was rood kleuren. De rode kleur is sterker naarmate er zich in de was meer hars bevindt.
·
Smeltpuntcontrole. In een pannetje met water legt men een stukje zuivere bijenwas en een verdacht stukje was (liefst van gelijke grootte). Het water wordt nu langzaam opgewarmd tot de zuivere bijenwas begint te smelten. Als het verdachte stukje vroeger of later smelt, dan bevat het vreemde vette stoffen.
Een nauwkeurige controle wordt verkregen door de smeltpuntvaststelling naar Shukoff. Bij deze methode wordt een glazen proefbuisje aan een thermometer vastgemaakt. Het buisje wordt met schilvers van een verdacht stukje bijenwas gevuld. Dit alles wordt in water geplaatst dat langzaam opgewarmd wordt. Zodra de was begint te smelten, moet de temperatuur worden afgelezen. Via smeltpunttabellen kan de vermoedelijke samenstelling bepaald worden.
- Dierlijk Bijenwas 64ºC
Bijenwas gebleekt 66ºC
- Afkomstig van dierlijke Stearine 48-56ºC
vetten
- Plantaardig Carnauba-was 80ºC
- Mineraal Paraffine
vloeibaar
40-50ºC
Paraffine
kneedbaar
50-60ºC
Paraffine
hard tot 105ºC
·
Indien je vloeibare zuivere bijenwas met
een weinig soda -oplossing (bijv.
natriumhydroxide) mengt, zal de was
verzepen. Vervangingsstoffen verzepen
onvolledig of helemaal niet.
4.
Andere (chemische) onzuiverheden in de bijenwas
Vanaf 1983 is in vrijwel geheel West -Europa een mijtenziekte (varroatose) uitgebroken. Varroatose wil zeggen dat de bijenvolken door varroa -mijten worden geparasiteerd. Deze mijten vermenigvuldigen zich in het bijenbroed, houden zich in leven met bijenbloed en brengen ziekten, o.a. virusinfecties over. De meeste imkers bestreden de mijten middels toegelaten, maar ook niet toegelaten chemische bestrijdingsmiddelen. Veel van die middelen zijn niet afbreekbaar en hopen zich op in vetten. Bijenwas is ook een vet waar deze chemisch middelen zich in kunnen ophopen. Onderzoekingen hebben uitgewezen, dat sommige partijen bijenwas residuen van deze middelen bevatten. Gelukkig dat na de laatste eeuwwisseling de varroamijten resistent zijn geworden van de meeste van die middelen en dat (hoewel die middelen niet uit de handel zijn genomen) imkers gedwongen zijn om milieuvriendelijker middelen te gaan gebruiken om effectief de mijten te bestrijden. Toch doet men er goed aan om was t.b.v. zalven en andere farmaceutische middelen te betrekken bij imkers die nooit chemische middelen hebben gebruikt om ziekten in de bijenvolken te bestrijden. Biologische imkers en/of biologische dynamische imkers zijn helaas wel sterk in de minderheid.
6. Schadelijke insecten voor bijenwas
·
Vermijdt te allen tijde dat bijenwas rechtstreeks in contact komt met een open vlam of sterke hittebronnen. Dit i.v.m. brandgevaar.
·
Vanaf 120ºC verliest bijenwas zijn eigenschappen, dat gaat gepaard met veel rookontwikkeling. Om dergelijke oververhitting en hiermee brandgevaar te voorkomen moet bijenwas altijd “au Bain Marie” gesmolten worden.
·
Het water waarin in voorkomende gevallen bijenwas in wordt gesmolten dient kalkvrij te zijn. Schoonregenwater is dus geschikter dan kraanwater.
·
Herhaaldelijk smelten van bijenwas bij (te) hoge temperaturen resulteert in het donker worden van de was.
·
Verkleuring ontstaat ook bij het smelten van bijenwas in een zinken, koperen of een niet gegalvaniseerde ijzeren pan. RVS - of inox -pannen zijn betere alternatieven.
Meer weten over bijenwas?
Over bijenwas zijn diverse publicaties verschenen. In elk imkerhandboek
staat wel iets over bijenwas beschreven. Een boekje dat echter aanbevelingswaardig is om meer te weten over bijenwas, is het boekje “Bijenwas” van E. Segers, B. Rotthier, I. Baeyens en F.J. Jacobs, in een uitgave van de Koninklijke Vlaamse Imkersbond voor het Rijksstation voor Nematologie en Entomologie. (C.L.O Gent)
Wilt u meer weten over hobbymatig toepassen van bijenwas voor boenwas, kaarzen en zalven, neem dan gerust contact op met: Imkerij “de Biesbosch”,
tel, nummer: 06-51240266, e-mail: imkerij.de.biesbosch@planet.nl
BIJENWAS IS EEN KOSTBAAR GOEDJE. BIJEN MOETEN IN BEPAALDE GEVALLEN HEEL VEEL STUIFMEEL EN HONING CONSUMEREN OM DE WAS TE KUNNEN AFSCHEIDEN (UITZWETEN)